Voordat de klompenmaker de blokken
met het paalmes gaat bewerken (fig 9), wordt dit mes nog
even aangescherpt.
Dit gebeurt met een z.g. wetplank,
gemaakt van een taai soort hout zoals wilgenhout. Het is
ongeveer 60 cm lang, 7 tot 8 cm breed en aan de uiteinden
aangepunt.
In hoofdstuk 10
"Het tussendoor aanscherpen van het
gereedschap" is te zien dat de klompenmaker met een
zongebakken steen over de wetplank strijkt (foto 38).
Hierdoor blijft er een poederachtig stof achter waardoor
tijdens het wetten het mes gepolijst wordt en daardoor
haarscherp.
De klompenmaker plaatst nu een van de blokken tegen zijn
heup, met de neus zo dicht mogelijk bij de haak waar het
paalmes aan verankert zit. Door de zo ontstane
hefboomwerking kan de klompenmaker tijdens het snijden een
zeer grote kracht uitoefenen zonder al te veel moeite.
Vervolgens wordt in ca. 7 sneden de klomp van voren in het
model gesneden.
Om de juiste snede te kunnen maken moet niet alleen met de
hand die het mes hanteert de juiste beweging gemaakt worden.
Ook de hand die de klomp vasthoudt moet de juiste bewegingen
en draaiingen maken.
In dat geval doen beide
armen het werk en ook hoeft de klompenmaker zich dan niet in
zo'n moeilijke bochten te wringen.
Daarna wordt zoals op foto 15 getoond, de juiste ronding van
de kap aangebracht. Dit moet overdwars gebeuren, want op die
manier verwerkt het hout zich gemakkelijker. Tevens is deze
werkwijze de eenvoudigste om tot een goed resultaat te
komen.
Als ook de achterkant
in model is gebracht, wordt de bek met het paalmes op de
juiste plaats en met de juiste diepte aangebracht (foto 16).
De bek van de klomp begint bij een paar hoge klompen op iets
minder dan de helft van de totale lengte. De
klik is de uitsparing aan de
onderzijde tussen de bal en de hak van de voet. In fig. 10
zijn nog eens de afstanden van de klik en de bek aangegeven.
De klik begint dus op 1/3 van voren en eindigt op 1/3 van
achteren. De bek begint op ongeveer de helft van voren.
Na de bek wordt aan de
onderzijde de klik met het paalmes nog wat bijgewerkt. Op
foto 17 is te zien hoe de klomp vastgehouden wordt. Wat niet
te zien is, maar wel erg belangrijk, is dat de klompenmaker
tijdens een snede met zijn linkerhand het model stuurt.
Zoals eerder vermeld, een werkwijze die het minst vermoeiend
is en sneden mogelijk maakt, die zonder de bewegingen van de
linkerhand vrijwel onmogelijk zouden zijn.
Op de foto 18 is goed
te zien hoe scherp het mes moet zijn om dwars op de draad
van het hout nog te kunnen snijden.
De eerste klomp wordt a.h.w. zo los uit de hand gesneden.
De klompenmaker kan en moet natuurlijk enkele dingen
opmeten zoals de lengte, breedte en hoogte, maar veel moet
"op het oog" gebeuren.
Op foto 19 zijn een
paar klompen in wording te zien waarvan de breedte 14 cm
en de hoogte 10 cm bedragen. Hierbij moet in rekening
gebracht worden dat de klompen tijdens het drogen nog 10
tot 15 mm in de breedte zullen krimpen. In de hoogte is
dat heel weinig en in de lengte vrijwel niets. De dikte
van de zool moet ook zodanig zijn dat een levensduur, een
draagtijd, van 3 tot 4 maanden gegarandeerd wordt. In de
praktijk blijkt dat de zool ca. 25 tot 30 mm dik moet
zijn.
Tijdens het snijden van
de tweede klomp worden o.a. de bekken met elkaar
vergeleken. Deze moeten precies groot genoeg zijn omdat
hier dadelijk het gat in geboord wordt dat de voet moet
toelaten (foto 20).
Ook de bek en de kap worden over en weer gecontroleerd
(foto 21). Deze zijn ongeveer even groot, maar wel gelijk
bij beide klompen.
Belangrijk bij het vergelijken van de onderzijden is dat
wanneer de klompenmaker beide hakken van elkaar verwijdert
door een buitenwaartse draaiing te maken waarbij de beide
zolen elkaar blijven raken, de neuspunten elkaar
uiteindelijk precies moeten raken