Voordat de klompenmaker een
bol hout gaat kloven of splijten, wordt deze nogmaals
gemeten. Dit betreft dan de lengte en de doorsnede van de
bol. Daarna wordt de bol hout bekeken op eventuele fouten en
verkleuringen die aangeven of er misschien jaren geleden een
tak afgehakt of afgewaaid is. Dan bekijkt hij de schors. Is
die erg grof dan wil dat zeggen dat het hout zich moeilijk
laat splijten. De benodigde blokken worden naargelang de
grofheid van de schors zwaarder (ruimer) opgemeten. Een bol
hout, zoals afgebeeld op foto 2, zal zich niet gemakkelijk
laten splijten. Je kunt dan als volgt te werk gaan:
- Stel dat een bol een lengte heeft van 33 cm en
een doorsnede van 35 cm.
- De omtrek bedraagt dan 3.14 x 35 = 110 cm.
- Ieder blok van deze lengte heeft een dikte
nodig van 20 + 2 = 22 cm
(2 cm voor het moeilijk splijten).
- Komen er in het hout geen binnenfouten voor,
dan komen uit deze bol dus 5 bruikbare blokken
(zie ook fig. 4).
|
|
Het kloven of splijten van een bol hout gebeurt m.b.v. een
kloofhamer en altijd twee beitels (fig. 5).
Er worden twee beitels gebruikt omdat men meestal met een
bepaalde hoek moet kloven (bijv. in geval van foto 3, waar 5
blokken in een bol zitten). Klompen welke vervaardigd worden
van gekloofd hout (i.t.t. gezaagd hout), mogen ietwat
dunner, en dus ook lichter, zijn. Want ondanks het feit dat
ze dunnere wanden hebben, zijn ze toch sterker omdat de
draad van het hout nergens gekruisd wordt. Het hout is dan
ook buigzamer en veerkrachtiger, de reden waarom stelen van
hamers en spaden ook vaak gekloofd zijn.
Opmerking: Wie goed kijkt zal op foto 4 zien dat
linksonder op de schors een kleine vertekening zichtbaar
is. Deze geeft aan dat er een binnenknoest aanwezig is. De
klompenmaker zal deze onder in de vloer van de klomp
verwerken en straks met het "optenen" valt deze knoest dan
totaal weg.